woensdag 28 december 2011

WOORDEN

 
Ik was in vormen en in kleuren
minder goed dan in woorden en zinnen.
Als kind schoten mij rijmpjes te binnen
die ik zegde voor verbaasde oren.

Toen schreef ik puberale sonnetten
over natuur, de herfst en haar kleuren,
het voorjaar  en de geuren.
Verzen als weelderige boeketten.

Een tussentijd van lauwe rust;
gedichten bleven in het woorddepot.
Dingen doen en zaken. Poëzie was stro.
Kinderen werden zonder rijm in slaap gesust.

Bij het rooien van de jaren
moet mijn pen het weer ontgelden.
Er is godvergeten veel te melden
over jou en mij, woorden om te bewaren.

Zo schrijf ik nu bezeten
dingen die we allebei al weten.

zaterdag 24 december 2011

BIJ NADER INZIEN

Donderdag schreef ik een stukje over de schrijver J.J.Voskuil en  zijn bekende boekenserie  "Het Bureau".
Terloops noemde ik zijn eerder geschreven boek "Bij nader inzien." (1963)
Dit boek verdient het niet om zo terloops genoemd te worden, dus een aanvulling.
Het hele boek door, vanaf de eerste pagina tot en met  pagina 1207 gaat het over en groep studenten Nederlands in Amsterdam tussen 1946 en 1953.  Vooral door de op de studentenkamers gevoerde discussies, waarin  literatuur een belangrijke rol speelt, raakt de lezer bekend met de persoonlijkheid van elk der vijf vrienden, namelijk:
* Maarten, alter-ego van de schrijver Voskuil en zoon van de destijds van de radio bekende hoofdredacteur van Het Vrije Volk Koning. Maarten is eigenwijs en heeft iets hufterigs
over zich. Zijn vriendin en latere vrouw heet Nicolien.
* Paul, een geweldige praatjesmaker en betweter is ook niet de sympathiekste. Moet met veel tegenzin in militaire dienst. Zijn vriendin, later zijn vrouw heet Rosalie.
* Klaas, een leuke normale jongen, die z'n best doet en leraar wil worden.
* Flap, eigenlijk een lieve jongen, een goede vriend, die al vrij vlug trouwt met Toosje  en dan een zoontje krijgt.
* Hans, blijft op de achtergrond, is aardig en lijkt qua karakter op Flap.
Er zijn natuurlijk ook meisjesstudenten in het spel, andere studenten en profesoren etc, maar de 'hoofdrol spelen toch de zes genoemde vrienden.
Wat vooral leuk is in dit boek zijn de wandeltochten door Amsterdam en omstreken en de muziekavondjes waarop Flap liedjes schrijft en ze met de piano voorzingt.

Zoals: Hocuspocus pas                         en       Ik kijk alleen maar naar haar enkels
            ik wou dat ik een pooier was,             en weet dan al hoe laat het is
            kon ranselen en rijden                         Zien en begeren zijn aanwensels,
            eindelijk de stier bevrijden                  waar soms een droevig staartje aan is.
            die ik in oertijd was,
            Maar jodocus, hocus pocus,
            voor de klas, pas.
 
                                        Ik wil graag doodgewoon en rustig leven
                                       met vrienden praten, houden van een vrouw,
                                       een borrel drinken en wellicht ook even
                                        mijn  plicht vergeten en de huwelijkstrouw.
                                        ik wil natuurlijk graag weer zijn vergeven.

donderdag 22 december 2011

J.J.Voskuil

Mijn zoon Nico en ik zijn sinds jaar en dag trouwe, wat heet,  soms verslaafde lezers van de boeken geschreven door J.J.Voskuil. We waren niet de enigen die uitkeken naar de uitgave van het volgende deel van zijn grote werk "Het bureau".  Bij de boekwinkels stonden de mensen in de rij om zo gauw mogelijk het volgende deel te bemachtigen. De boeken verschenen in de jaren 1996  tot rond het jaar 2000, totaal 7 forse delen van een kleine duizend bladzijden per deel. Van elk deel verschenen zo'n tien tot vijftien herdrukken.
De boeken beschreven de jaren dat de schrijver werkzaam was op het 'Meertens- instituut' in Amsterdam, het bureau dus.  Prachtig en geestig geschreven, je kon spreken van een rage in de literatuur, voor sommigen onbegrijpelijk, 'vinden er niks aan'. Ik ben door het lezen van deze boeken bij  een masseur  terecht gekomen met een pijnlijke leesnek.

Voor dat Voskuil deze boeken schreef, schreef hij in de zestiger jaren "Bij nader inzien". Dit boek beschrijft de lotgevallen van hem zelf, zijn alter ego heet Maarten, en die van zijn vrienden, op de Amsterdamse Universiteit in de veertiger en vijftiger jaren. Dit boek heeft 1206 bladzijden. Het is voor de een taaie literatuur, voor een ander een boek om steeds opnieuw te lezen. Nico en ik hebben het meermalen gelezen, en omdat ik het nu voor de vierde keer aan het lezen ben, neem ik dit artikeltje op in mijn weblog.

De schrijver J.J.Voskuil is in 2008 overleden.

maandag 19 december 2011

NOGMAALS SCHAKEN

Dit weekend in De Groene een interview gelezen met de schaakgrootmeester Anish Giri,
deze Anish Giri is 17 jaar en de jongste schaakgrootmeester van Nederland en Rusland ooit. Hij is nummer één onder de achttien jaar en nummer drie van de wereld bij de junioren onder de twintig jaar. Anish is van geboorte een Rus, heeft ook met zijn ouders tot zijn vijftiende jaar in Rusland gewoond en sinds drie jaar woont het Giri gezin in Nederland. In Rusland heeft Anish, als zo veel Russische kinderen op een schaakschool gezeten. Mogelijk wordt Anish ooit eens als Nederlander een van de allergrootste schakers ter wereld.
Ik heb hem in Enschede een keer zien spelen op een jeugdtoernooi, hij had toen in een week verschillende tegenstanders, maar werd op dit toernooi niet de winnaar, mogelijk door een black-out een enkele partij verloren. Een uitspraak van Anish: 'Het is niet zo erg als er iets misgaat in een partij.'

Hij zit nu nog op het VWO en wil die zeker afmaken. Hij reist nu naar veel toernooien en Europa en zelfs in China, school en topschaken is nu nog te combineren, maar over enkele jaren zal hij moeten kiezen  tussen de wetenschap of een carrière beroepsschaker.
Op de vraag welke karaktereigenschap komt je het meest van pas komt bij het schaken: 'Je moet je goed kunnen concentreren en trainen met een coach. Verder  heb ik mijn laptop, die ik bij een toernooi altijd bij me heb, daar  zitten mijn analyses en schaakvoorbereidingen in'.

Anish vindt Nederland een fijne plek om te wonen, maar het allermooiste vind hij Luxemburg en Zwitserland. Om de bergen die we in Nederland niet hebben.
Hopelijk zullen we in de toekomst nog veel over de prachtige schaakresultaten van Anish horen. Hij is nu met zijn 17 jaren de nummer dertig op de wereldranglijst.

Website: www.anishgiri.nl

Bron foto: Wikipedia.nl

vrijdag 16 december 2011

HET GAAT OVER JONGE MENSEN

Sinds jaar en dag lees ik de Groene Amsterdammer, cq ik ben er op geabonneerd.

Elke donderdag ligt dit weekblad bij  ons in de bus, een blad dat helder schrijft over politiek, economie, het wereldgebeuren, wetenschap, cultuur, boeken en over nog veel meer. Het is me altijd een raadsel hoe de Groene als blad met een bescheiden oplage en een eenvoudige organisatie, elke week zo'n bijzonder blad weet te vullen met goeie artikelen met prachtige foto's.
Maar ik wil het nu in het bijzonder hebben over het deze week verschenen uitgebreide  kerstnummer. Met dit kerstnummer moeten we het drie weken doen, maar het bevat dan ook 136 forse bladzijden, uitstekende artikelen en heel mooi fotomateriaal. Vooral de omslagfoto is prachtig en geeft aan dat dit kerstnummer een bijzonder nummer is en vrijwel geheel over de jeugd en over jonge mensen gaat.
Nu behoor ik zelf al lang niet meer tot deze doelgroep, en in dit kerstnummer staan heus wel gedachten en uitspraken waar ik vraagtekens achter zet, maar als geheel heb ik met veel plezier gedeelten van het nummer  gelezen en nu raad ik jonge mensen, die geïnteresseerd zijn in het lokale- en het wereldgebeuren,  aan om dit kerstnummer voor de kleine prijs van 4,95 aan te schaffen. Je zult er geen spijt van hebben
Uit een keur van onderwerpen noem ik de titels van enkele artikelen.
* Puberbrein.  * Betrokken jongeren,  * Straatjeugd,  * Hitlerjugend,  * Jong en depri, etc etc.
   Op bladz. 132 staat een zeer bijzondere kerstpuzzel, een hersenkraker.

PS De Groene Amsterdammer bestaat sinds 1877



woensdag 14 december 2011

GEDICHT GESCHREVEN IN OORLOGSTIJD.

Mensen

            Vernederd, niet door duivels,
            gemarteld, niet door beesten,
            vernederd, gemarteld, vermoord tenslotte,
           door mensen.
            Hij was net 17 jaar
            toen hij  werd gehaald
            door mensen, die hem ontstolen aan
            zijn vader en moeder,
            zijn broertjes en zusjes,
            zijn vrienden,
            zijn  leven...

maandag 12 december 2011

DE LEMMER 3 (slot)

 
Een herinnering, Jelle en ik


We renden de rijweg over naar beneden, sprongen over een smal slootje en voelden of de houten deur open was. Ja! Onze ogen moesten even wennen aan het halfdonker. In de molen was altijd wel wat te beleven. Je kon bijvoorbeeld in de spanten klimmen, maar je moest oppassen voor splinters.
Na wat klauterpartijen hadden we het wel gezien. Jelle trapte nog in wat viezigheid, de grond in de molen was modderig en mijn voeten waren ook al niet meer schoon.
"Zullen we nog een keertje naar boven klimmen, misschien komt er een paartje binnen om te vrijen. Kunnen we struinen."
"Dan kun je misschien wachten tot je een ons weegt, kom mee dan gaan we weer zwemmen en voeten wassen."
"Jij wil ook niks man"zei Jelle die altijd van die rare plannetjes bedacht. Maar Jelle was al over het slootje gesprongen, klauterde met handen en voeten bij de dijk op en rende de weg over. "Jelle...!" schreeuwde ik.
De chauffeur remde... "Pas toch op klojo" zei de man die Jelle in de berm trok, "als je hier niet uit je doppen kijkt  ben je zo dood." "Dank  u wel meneer" zei Jelle en gaf de voetganger die mogelijk zijn leven had gered een hand.
De chauffeur van de auto wees met z'n vinger naar z'n voorhoofd en reed verder.
We gingen weer zwemmen.

zondag 11 december 2011

DE LEMMER 2

 
'Een herinnering, Jelle en ik'

"Laat me los, rotzakken," gilde het jongetje. Een van de oudere jongens hield hem in de politiegreep, zoals we dat toen noemden.
"Zo kleine rooie, weet je wat we met jongetjes als jou doen? Verzuipen, gewoon verzuipen!"
"Laat me los rotzakken!"

"Zullen we handjedrukken?" vroeg Jelle. We lagen aan de zeedijk, en plaatsten onze ellebogen stevig in het gras. "Wacht even zei Jelle, ik lig niet goed."
"Klaar!"
"Klaar!"
Verbeten krachtmeting van twee armen, twee lichamen,  twee jongens van 15 jaar. Wie is de sterkste? Ik...jij..ik...jij?
Jelle won. De kampioen, hij had het gemaakt.
"Maar ik zwem beter dan jij," En dat was ook zo.

De blonde jongen had het katapultje van het "rotpikkie"tussen zijn zwembroek geschoven.
"En nu gaan we je langzaam verzuipen mannetje, heel langzaam." Het jongetje huilt.
Twee jongens pakken hem vast en gooien hem van de zwemplank in zee, maar het is er niet diep. Het ventje klautert over de basaltblokken op het droge en loopt scheldend weg.
Een van de jongens dreigde hem nogmaals te zullen grijpen, maar keert terug naar zijn vrienden en doet een handstandje in het gras.

"Gaan we zwemmen?"
" Eerst nog even naar de molen."
Jelle wilde vaak even naar de witte watermolen die achter de dijk stond, maar geen wieken meer had 

Wordt vervolgd

zaterdag 10 december 2011

DE LEMMER



Een herinnering, Jelle en ik.

Het IJsselmeer. Een meeuw strijkt neer op de zwemplank die over de basaltblokken ligt. Een kleine jongen met rossig haar schiet met een katapult op de vogel, maar mist...
" Hé rotpikkie, " scheldt een blonde branieknul van zo'n jaar of vijftien, "moet je een pak op je donder hebben?" De blonde jongen draagt een zwembroek met een kammetje er tussen. Hij is niet een van de dorpsjongens want die schelden anders. Het "rotpikkie" richt zijn katapult en schiet een steentje rakelings langs het hoofd van zijn uitdager.
"Godverdomme!"  Drie jongens die in het gras liggen springen op en grijpen het jongetje.
1947... We waren ook branieknullen met kammetjes tussen de zwembroek.
Jelle had ook rossig haar. We zaten op de zelfde zwemplank, de voeten in zee, zoals we het IJsselmeer hardnekkig bleven noemen.
"In de oorlog stond hier afweergeschut en zoeklichten van de moffen," zei ik.
" Schoten ze vaak?"
"Bijna elke nacht. Dit was de route naar Hamburg en Berlijn."
"Was je bang dan?" vroeg Jelle.
"Soms, als er luchtgevechten waren. Wel spannend maar,  bloedlink."
"Bij ons werd niet veel geschoten", zei Jelle, die in de oorlog nog in Apeldoorn woonde.

Wordt vervolgt. 

vrijdag 9 december 2011

NOG EEN GEDICHT

Een paar dagen geleden schreef ik over het Musisch café in Enschede waar destijds
amateurdichters uit hun werk konden voorlezen.
Enkele keren werden een aantal van de voorgedragen gedichten in een bundel
"Een kleine oogst" gepubliceerd. Van mij werden drie gedichten waardig bevonden,
 en in de bundel 1979 - 1987 opgenomen, onder ander het volgende:


                    Venetië

         Dukdalf in een groen kanaal
            van de gouden lagunenstad,
            een meeuw landt op de witte kap.
            De gondeliers gaan aan de haal.

            Dan, in de San Marco, in het voorportaal
            zag ik hem staan bij de Christuswand:
            het kind in wit en blauw, overmand
            hoorde ik woorden in  een nieuwe taal.

            Ik wenkte hem, aarzelend
            volgde hij mij naar de smalle boot
            en nestelde zich op mijn schoot.

            De gondelier, hij was een ingewijde,
            voer ons naar de overkant.
            Het kind had twee lichtjaren in zijn hand.



Een kleine toelichting. Waar gaat dit gedicht over?  De dichter  Achterberg zou nooit een gedicht toelichten. Hij zei altijd:   'Er staat wat er staat'. Maar ik ben Achterberg niet.
Volgens mij gaat dit gedicht over het geheim van een kind. Miljarden jaren zijn ze er niet geweest, en dan zijn ze er opeens. Uit het niets? Of waren ze er altijd al, lichtjaren geleden?
De San Marco dient als metafoor voor het Goddelijke geheim.

woensdag 7 december 2011

SCHAAKGEDICHTJE

 Caissa

De zwarte dame
domineert de velden,
de dikke dame op D5,
maar een dapper
bleek pionnetje
stapt naar voren
en de dikke
zwarte dame
met haar brede
arrogante kont...
is nergens meer.

maandag 5 december 2011

ONZIN

Jaren geleden bestond in Enschede het Musisch Café nog,
met de bekende Jeanne Rol als inspirerend leidster.
Amateurdichters, zoals ik, konden daar uit  eigen werk voorlezen.
Ze kregen daar een kleine vergoeding voor.

Ik las daar een paar keer, in de  'Hermantap',  naast wat serieuzer werk,
een onzin-gedicht voor, dat toen wel werd gewaardeerd.

                                                Wörgel

                                  Gelaten tot de Wörgl bengt
                                  met grote handstruwelen.
                                  Straks je bij de adem slengt,
                                  rochelt en verkelen.

                                  En als de Wörgel smorengiert
                                  met gruwen en flambraken
                                  en vlijmt de gorgelstrottensliert
                                  door falen en verzaken,

                                  dan Wörgel wringt de grommenstrot
                                  en wrongt je vast verklouwen,
                                  hij wingert in balarensnot
                                  sidderend doorgrauwen.

                                  Maar als je liever-groersel ziet
                                  dan bent de Wörgel groender
                                  dan fluitert 't hoge hokuslied
                                  tot in tonaarden toender.

zondag 4 december 2011

GEDICHTJE

 LEVEN

De binnenkant van het leven
is wonen in een dorp,
lopen langs de beek
met Leentje je vrouw.
Is dammen met je zoon,
knuffelen je dochter.
Dan nog de katers
Pim en Dick.
En gedichten schrijven.
Anders niets.

Geschreven in 1980
toen we nog in Boekelo woonden

vrijdag 2 december 2011

GEDICHT

 
MOTIEF
Voor Lenie

Ik schrijf alleen om te verwoorden
dat het niet goed is zonder jou.
Mijn poëzie deugt alleen
als jij er in ademt.
Zonder trek dooft het vuur.
Zonder jou stem klinkt geen lied.
Woorden zijn de elementen
die de eigenschap bezitten
om samen te smelten
met jou.

woensdag 30 november 2011

EEN KORT VERHAAL - vervolg


Heimwee

Hij liep de Oudemanhuispoort door naar de Kloveniersburgwal. Karel liep gelijk met hem mee. "Heb je je huiswerk al af?" God wat moest je anders tegen een jongen van 13, 14 jaar zeggen. Hij kwam niet graag bekenden tegen op straat, alleen al om de geforceerde conversatie die dan volgde.
"Nee nog niet meneer. ik ga eerst zwemmen. Doe ik altijd woensdagsmiddags."
"Heilige weg?"  "Nee Zuiderbad, hier staat m 'n fiets, dag meneer."
De jongen sprong lenig op het zadel en reed hard langs de gracht.

"Verdomme zou je niet eens ophouden met zuipen?" Er zaten nog vier mensen in de kroeg.
Nachtbrakers. Vroeger dronk hij niet. Blokken voor z 'n aktes, L.O. zus en zo. Oudhollands papier waarin het watermerk van zijn jeugd was gedrukt. Hij was nu 28 jaar. Kamerbewoner.
En wat voor kamer? Een kamer die zich met geen middelen tot een gezellige roef liet transformeren.  Aardige dingen had hij gekocht op het Waterlooplein. En veel boeken. De kamer bleef dood en ook de dingen. Misschien was het zijn eigen machteloosheid om iets te bezielen. 's Avonds zat hij in Chez Maurice waar hij de bruine sfeer vertrouwelijk vond.
Hij sprak nooit met de vaste gasten.

"Ja Maurice, de laatste"

Hij dacht terug aan Karel, een goeie leerling. Geen uitblinker.
"De zonen van Jacob waren gangsters" had hij eens gezegd. "Erger nog dan gangsters als je met z'n tienen je broertje kilt, erger nog." Mark was verbaasd geweest over Karels reactie tijdens een klassengesprek over de staat Israël.

De klok van de zuiderkerk sloeg twee uur. De grauwheid van Amsterdam, motregen en nacht
nam bezit van hem toen hij naar zijn kamer liep.
Kamerbewoner. Een sfeerloze kamer waar hij niets te zoeken had. Slapen, alleen slapen, meer niet. Dit weekend ging hij naar zijn dorp, naar zijn vrienden, zijn ouders en broertje en zusjes.
Hij zou in Twente proberen een school te vinden waar hij aan de slag kon.
Toen hij naar Amsterdam ging lokte het avontuur, maar dat was bar tegengevallen.
In Amsterdam wou hij niet blijven, nee, nee, nee.

dinsdag 29 november 2011

KORT VERHAAL

HEIMWEE


De kaarsen in het café Chez Maurice waren bijna opgebrand.
Staren in de vlam die feitelijk geen vuur was: je kon er je vinger doorhalen en als je het vlug deed voelde je geen pijn.  De kaars op het tafeltje waaraan Mark zat stond in een lege whiskyfles. Het kaarsvet liep er langs en had vlekken gemaakt op het geblokte tafelkleed.
Nog een kwartier en dan zou Maurice de stoelen op de tafels zetten. Hij zou beurtelings kijken naar de laatste bezoekers en naar de klok boven het buffet. De laatste gasten zouden opstaan en na een nauwelijks hoorbare groet aarzelend de nacht inlopen. Zo ongeveer was de gang van zaken vrijwel elke nacht. Goddank. Bij het vaste ritueel van Maurice voelde hij zich thuis.

"Maurice, geef me er nog maar een."
Hoeveel borrels had hij gedronken?
"Merci"

Mark Slotenmaker. Leraar aan de 3e Amsterdamse school  voor Mavo en Havo.
Vanmiddag, woensdagmiddag liep hij verveeld op de boekenmarkt in de Oudemanhuispoort.
Het werkje ban Byron wilde hij niet kopen; vluchtig een of twee gedichten lezen.
"Een vijftig meneer, da's geen geld."
Schouders ophalen, doorlezen en tenslotte  toch naar je portemonnee grijpen.

Karel Wessels, graaiend in een doos met stripverhalen.
De leraar in Mark werd geprikkeld. Een Mavoleerling hebberig zoekend in een stapel Kuifjes.
"Hallo Karel, zoek je geestelijk voedsel?"
"Dag meneer Slotenmaker, nou ja ik ben gek op Kuifjes, ik heb er wel twintig thuis."
Mark betaalde zijn Byron en keek quasi geïnteresseerd wat boeken in.
"Ons wacht de hemel"  Wat lazen de mensen allemaal wel niet.
Hij stond nu naast Karel met z'n stapeltje Kuifjes.
"De schoolbieb is goedkoper, joh."  Weer die verdomde frik.
"Als ik ze uit heb koopt hij ze terug voor de helft van de prijs" lachte Karel.

Wordt vervolgt.

zondag 27 november 2011

OVERPEINZINGEN VAN MARCUS AURELIUS


Waarom zou je bang zijn voor veranderingen?
Zonder veranderingen gebeurt er niet veel.
Kun je een bad nemen zonder dat het brandhout veranderd?
Kun je eten zonder dat het voedsel veranderd?
Kan er wel iets nuttigs verricht worden zonder verandering?

Denk aan het grote geheel waarvan jij maar een klein onderdeel bent.
Denk aan de tijd in zijn totaliteit, waarvan slechts een klein deel voor jou bestemd is.

De werkelijkheid is zo bedrieglijk dat zij bijna onbegrijpelijk lijkt.
Ons inzicht is beperkt en veranderlijk.
Wie heeft ooit iemand ontmoet die nooit van mening veranderd?

Wees niet impulsief en heetgebakerd, maar word je door iets aangegrepen,
bekommer je dan alleen om wat juist is. Wees er zeker van dat jij iedere indruk
die gewekt wordt op zijn juiste waarde schat.

Neem altijd de kortste weg, want de kortste weg is de weg van de natuur; zeg en doe daarom alles met de meest gedegen kennis. Want een dergelijk doel zal je vrijhouden van angst en spanning, van opzichtigheid en ijdelheid.
---
Marcus Aurelius was een van de meest succesvolle keizers van het Romeinse Rijk en bovendien een begaafd wijsgeer.

vrijdag 25 november 2011

MOOIE OPENINGSZINNEN

Een boek koop je meestal nadat je een goeie recensie over het boek hebt gelezen,
of het boek ziet er aan de buitenkant mooi uit en heeft ook nog eens een aansprekende titel.
Dan blader je in het boek en valt je de openingszin op, als die ook nog naar je zin is koop je waarschijnlijk het boek. Sommige boeken hebben een mooie openingszin en enkelen zelfs een beroemde. Hierna enkele mooie, soms beroemde openingszinnen.

"Einde November, bij dooiweer, naderde op zekere ochtend de Warschause trein tegen negen uur onder vollen stoom Petersburg."
Uit "De idioot" van Dostojewski.

"Behalve de man, die de Sarphatiestraat de mooiste plek van Europa vond, heb ik nooit een  wonderlijker kerel ontmoet dan de uitvreter."
Uit "De uitvreter" van Nescio.

"Jongens waren we , maar aardige jongens"
Uit "Titaantjes" van Nescio.

"In het dorp had niemand ooit de zee gezien, behalve de Hollanders, de burgemeester en Józef
 Puska, die in de oorlog was geweest."
Uit: "In Europa" van Geert Mak.

"Nog steeds herinner ik me de ochtend dat mijn vader me  voor het eerst meenam naar het Kerkhof der Vergeten boeken."
Uit: "De schaduw van de wind"van Carlos Ruiz Zafon.


PS  De bovenstaande openingszinnen uit de twee boeken van Nescio zijn zeker beroemd te noemen, evenals die uit "De schaduw van de wind."

woensdag 23 november 2011

'TONIO', EEN BOEK


Het boek 'Tonio' van de bekende Nederlandse schrijver A.F.Th. van der Heijden is eigenlijk het meest ontroerende boek dat ik de laatst tijd gelezen heb. Het is het zeer aangrijpende relaas van  een vader ( A.F.Th. van der Heijden) die zijn zoon Tonio door een ongeluk op straat verloor.
Op de eerste pinksterdag van 2010 komt Tonio van der Heijden, het enige kind van Adri van der Heijden en Mirjam Rotenstreich, bij een verkeersongeval om het leven.
Het is vroeg in de ochtend als hij ter hoogte van het Vondelpark in het centrum van Amsterdam op zijn fiets  wordt geschept door een auto. Hij wordt in kritieke toestand naar het Academisch Medisch Centrum vervoerd,  waar hij dezelfde dag aan zijn verwondingen overlijdt. Tonio zal niet ouder worden dan 21 jaar.

Na dit verschrikkelijke drama in zijn gezin besluit Van der Heijden, nu Tonio er niet meer is, een boek te schrijven over het verlies van een geliefd kind. Mijns inziens is hij er in geslaagd om een ontroerend en mooi geschreven monument voor zijn geliefde zoon op te richten.
Het boek bevat ruim 600 bladzijden, en heeft me tijdens het lezen diep geraakt, temeer daar we in onze familie toch ook getuige waren van het verlies van een geliefd kind resp. ons kleinkind. Op de foto van Tonio op de omslag is hij gekleed, tijdens een schoolfeestje, als Oscar Wilde (1854-1900)

TONIO
ROTENSTREICH
VAN DER HEIJDEN
15 JUNI 1988 - 23 MEI 2010.


maandag 21 november 2011

NOG EEN HERINNERING UIT DE LEMMER.

 Daar had je Bouke,
         die buitenom in de vuurtoren klom.
         Langs de stalen ribben,
         op blote voeten voor de grip.
          Schijters keken niet eens...
         als je valt ben ben je dood.
         Bouke klom wel tachtig keer buitenom
         en is nooit gevallen,
         maar hij is verdronken in de tramhaven.
         Hij dook van de trambrug
         en kwam niet meer boven.
         Kinderen draafden naar zijn moeder
         in het achterom:
         "jim Bouke is verdronken."
         Gemeentemannen dregden zij lichaam op.


zondag 20 november 2011

EEN KORT VERHAAL - Slot


Te laat.

Haar gezondheid was door de rust in Huize Henriëtte het laatste jaar beter geworden. De reumatische pijnen waren nog niet over, maar waren door de goede medicijnen dragelijker geworden. Eigenlijk was alles goed vond mevrouw Van Straaten. Mevrouw Groothof  vond dit wandelen voor een oude dame gevaarlijk. 'Ach, ik heb nooit geld bij me, dus valt er niets te roven voor de jongelui,' stelde ze haar vriendin gerust. Ze keek op haar horloge. Over zessen. Ze zou nog te laat komen voor het avondeten, want zo snel liep ze niet meer. Het was haar een keer eerder overkomen dat ze te laat was voor het diner, en dat was vervelend geweest. Terwijl ze het park uitliep dacht ze aan haar kleinkinderen, en aan Rob, die zo'n mooie carrière bij Shell had gemaakt. Ze dacht aan Liesbeth, haar zorgenkind. Ze had haar twijfels over het huwelijk van Liesbeth en Hugo. Was het wel verstandig  van Liesbeth geweest om met een Spanjaard te  trouwen? Hugo was zo anders, zo Spaans.
Ze moest doorlopen anders zou toch nog te laat komen voor het avondeten. In gedachten verdiept stak ze de Stadionkade over. De auto remde gierend, maar te laat.
Mevrouw Van Straaten zou nooit meer te laat komen voor het diner in Huize Henriëtte.

vrijdag 18 november 2011

EEN KORT VERHAAL - Vervolg

 Te laat... vervolg.

Zijzelf was de dochter van een huisarts uit Santpoort. Ze ontmoette haar man op een feestje bij gezamenlijke kennissen. Vanaf die tijd, nu al weer ruim vijftig jaar geleden, verliep het leven van mevrouw Van Straaten zoals zoveel levens van gegoede burgers: verloven en trouwen, dure cadeaus, vrienden, twee kinderen Rob en Liesbeth, vakanties in Frankrijk en Italië. Ze hadden jarenlang in de Valeriusstraat gewoond, maar die straat ging achteruit  omdat veel bewoners kamers aan studenten gingen verhuren. Toen naar Velazquezstraat, een rustige straat achter de Stadionkade in de buurt van de drukke, maar ook gezellige Beethoven-straat. En nu al weer anderhalf jaar in Huize  Henriëtte.
Ze was over de Stadionkade naar het Beatrixpark gelopen. Het was zo'n heerlijke voorjaarsdag, alles wat bloeien kon bloeide , en alles zo fris groen, echt de meimaand.
Wandelend overdacht  mevrouw Van Straaten haar leven. Hoe goed het was geweest en hoe vlug de jaren waren voorbijgegaan. Natuurlijk, ze hadden de hongerwinter meegemaakt, maar via via was er altijd wel eten geweest. Echt angstig was het geweest toen haar  man in het laatst van de oorlog nog moest onderduiken. Rob en Liesbeth waren na de oorlog geboren, en nu waren er al weer vijf kleinkinderen, schatten, maar Liesbeth woonde in Barcelona en Rob reisde voor Shell de halve wereld af en woonde met zijn gezin in Nigeria, Maar ze schreven en belden natuurlijk. Mevrouw Van Straaten schreef elke dag een stukje aan wat ze noemde de twee weekbrieven.  Soms wat eenzaam, maar daar moest je niet aan toe geven. Mevrouw van Straten vond dat je bezigheden moest hebben en niet bij de pakken neerzitten. Vaak ging ze nog naar musea wn soms naar een concert, meestal met een taxi samen met mevrouw Groothof.
Op haar vaste bankje rustte ze even uit, ze genoot van het park. Ze genoot van het groen, de geuren en de kleuren van het park, ook al was het stadsperkje omgeven door huizen. Maar wel mooie huizen.

Wordt vervolgd...

donderdag 17 november 2011

EEN KORT VERHAAL

 Te laat... (geschreven door mij in mijn Amsterdamse tijd)

Het was een gewoonte geworden: vóór het avondeten wandelde mevrouw Van Straaten nog een uurtje. Het was zo'n verloren uurtje. Na de thee las ze tot ongeveer vier uur een boek of blad en tot vijf uur schreef ze verder aan brieven voor haar twee kinderen die beiden ver weg woonden. Maar van vijf tot zes wandelde zij, bij goed weer, in het nabijgelegen Beatrixpark. In Huize Henriëtte werd om half zeven gedineerd.

Mevrouw Van Straaten hield van vaste gewoontes. 'Regelmaat geeft rust en structuur' zei ze vaak tegen haar vriendin, mevrouw Groothof. Die knikte dan wel begrijpend, maar ze was van nature chaotisch vond mevrouw Van Straaten. Van wandelen hield mevrouw Groothof niet, wel van winkelen in de Beethovenstraat, even dit kopen, even dat en dan nog gauw naar De Vana of de banketbakker. Mevrouw Van Straaten wandelde tussen vijf en zes uur dus vaak alleen. In het Amsterdamse Beatrixpark had ze haar eigen laantjes en een bankje om uit te rusten.  Mevrouw Van Straaten woonde nu al anderhalfjaar in Huize Henriëtte in de Rubensstraat, een pension  voor alleenstaanden uit de goede stand.  Nog wel vijf jaar had zij, na het overlijden van haar man , alleen in het grote huis in de Velazquezstraat gewoond, maar het ging niet meer. Haar zoon Rob had een pension met volledige verzorging gezocht, en zo was ze in Huize Henriëtte gekomen. Prima, de verzorgsters waren lief en zorgzaam. Maar sommige medebewoonsters ontbrak het,  wat  mevrouw Van Straaten noemde , aan style; zij bedoelde hier eigenlijk mee de wellevende stijl van de Velazquezstraat: hartelijk maar toch gedistantieerd.  Je zou kunnen zeggen de vooroorlogse stijl van het betere Amsterdam-Zuid. Haar man was accountant geweest, en had zijn kantoor op de Keizersgracht. Dat wil zeggen hij maakte tot zijn pensionering  als firmant deel uit van de maatschap Preijer Van Straaten & Co. Haar schoonvader was de oprichter geweest van het accountantskantoor  Van Straaten, terwijl zijn vader, de grootvader van haar man, een medewerker was van de bekende Van Dien, die het accountantsberoep in Nederland introduceerde.

Wordt vervolgt

woensdag 16 november 2011

GEDICHT


             BEELD

Witte kamer met een stoel en een bed,
een bleke vogel in een kooi van muur,
kalk met schilfers en gevreten zuur.
De bloemen zijn voorgoed buiten gezet.

In kleren van gisteren stond de man
in de deur en keek in zijn zielloos bestaan.
Aan de ontluistering ontleende hij zijn naam,
verlaten stranden waar geen mens nog kwam.

Hij nam het brood uit een plastic zak
brak het en at het toen alleen,
trok sneeuwlandschappen om hem heen.
Bevroren fonteinen, 's winters ongemak.

Maar als een iris, door de douw gedrenkt
is zijn herinnering aan de liefste schat,
in spiegelbeeld elkander lief gehad.
Gestreeld de gouden haren, maar nooit gekrenkt.
Dat liefste beeld is zijn gedroomd geluk,
de rest geen waarde, desolaat en stuk.

dinsdag 15 november 2011

TWEE GEDICHTJES

 
Lied

            Een kleine vogel zonder kleur
            wat vaal en dof van veer
            ogenschijnlijk niet veel meer
            dan het musje voor de deur
            bergt in zich het hoge lied
            rollers van boven het leven
            maar het is hem om het even
            voor ons plezier zingt hij niet.


Credo

            Verzamelde verhalen
            uit het lege huis
            en lezen daarin het
            menselijke tekort,
            dan creëren een nieuw
            geluk met wijsheid
            kracht en schoonheid.


maandag 14 november 2011

'DE INTELLECTUELE VERLEIDING'

Je zult de bovenstaande titel herkennen: het in 2011 uitgegeven boek van Frits Bolkestein, met als subtitel: GEVAARLIJKE IDEEÉN IN DE POLITIEK.

Alhoewel het niet mijn bedoeling is over dit boek een boekbespreking te schrijven,  wat ik ook niet zou kunnen, wil ik toch na lezing van dit boek enkele opmerkingen maken.
Opmerkingen niet zozeer over politiek, Bolkestein zijn politieke ideeën zijn niet de mijne.
Los daarvan daar van heb ik grote waardering voor de heldere manier waarop hij ons de geschiedenis van eigenlijk drie eeuwen helder beschrijft:  de 18e, de 19e en de 20e eeuw. Daarna wijdt hij nog 80 bladzijden aan de 21eeuw, met andere woorden " het heden'.

Over de 18e eeuw legt  hij helder uit hoe de drie intellectuele stromingen in elkaar zaten, en hoe de invloed hiervan  op het heden is geweest, namelijk het Classicisme, de Verlichting en de Romantiek. In het Classicisme, als voorloper op de Verlichting en Romantiek, gaat het om Prudentie, redeneren met een koel hoofd en zin voor orde. Dit zijn waarden van groot belang bij het politieke handelen.
Over Verlichting zijn er tal van definities gemaakt, meestal wordt de nadruk gelegd op de rede. Voor de filosoof Kant is de verlichting de troonbestijging van de rede, de voortdurende opmars van de vooruitgang. Vrucht van de Franse revolutie.
Dan de latere Romantiek,  hier komen we bij de filosoof Rousseau. De  romantische politiek werd verkozen boven de intelligentie, de mystiek kwam in plaats van de rede.

De 19e eeuw. Hier besteedt Bolkestein veel aandacht aan het Duitse idealisme, een wijdverbreide stroming in de filosofie.  Samen met de mythe van zuiverheid ontstond hierdoor in Duitsland  het gevaarlijke gevoel van ras en natie. Ook de opkomst van de Russische intelligentsia en de Russische literatuur wordt prachtig behandeld.

De 20e eeuw is dus helaas geworden de eeuw van twee afschuwelijke wereldoorlogen en van het gitzwarte communisme. Geen goed woord heeft Bolkestein over voor de zogenaamde ‘fellowtravvelers.’ Het communisme kreeg in ons land de steun van allerlei soorten intellectuelen, tot hun eeuwige schande.
Uitgebreid behandelt Bolkestein de opkomst van het fascisme en het Nationaal Socialisme en de ondersteuning van het Hitlerbewind door de Duitse wetenschappers. Hij gaat niet zo zeer in op de collaboratie van Nederlanders met het fascisme.

De 21e eeuw. Heden.
De begrippen ideeën en intelligentie worden in dit laatst hoofdstuk nader uitgewerkt. De Britse econoom Keynes waarschuwde ooit tegen het onderschatten van de kracht van ideeën, vooral van politieke filosofen en economen. Goethe zou gezegd hebben 'Een idee waarvan de tijd gekomen is bezit een onoverwinnelijke kracht.’
De bekende liberale bezwaren tegen de EU worden dan nader uitgewerkt.
De EU moet zich richten op praktische resultaten van gemeenschappelijk belang.
De EU moet eerder minder dan meer doen.
Er zijn geen gemeenschappelijke Europese waarden.
Er is geen Europese taal.
Voor Bolkestein geen verenigde staten van Europa.
Prima. Velen zullen het met hem eens zijn.

Ondanks de liberale toonzetting een lezenswaardig en aanbevelenswaardig boek. 
 ---

F. Bolkestein: De intellectuele verleiding, gevaarlijke ideeën in de politiek.
Prometheus 2011

zaterdag 12 november 2011

Drie boeken

 Drie bijzondere boeken waaraan ik in de vaak toch wat natte zomermaanden van 2011
veel plezier heb beleefd. De eerste twee boeken leggen de nadruk op vriendschap,
een sterke gerichtheid op het goede, een beter mens worden.                                                 

                                       DE WOORDEN VAN BABEL.
                door de Spanjaard Andreu Carranza
Een prachtige roman over een weesjongen die opgroeit in een  wereld van dictatuur en censuur in Spanje ten tijde van Franco. Zijdelings lezen we ook over de gevolgen van de burgeroorlog in Spanje, begin van de vorige eeuw.
Het jongetje Pol verloor zijn beide ouders in deze gruwelijke burgeroorlog.
Als getraumatiseerde jongen van zeven, die door de gruwelen zijn stem verloren had,  wordt Pol na de dood van zijn ouders  door zijn oom en tante in huis genomen. Aan de hand van de verhalen van zijn oom, die van beroep drukker was, over de illegale drukpers Babel, groeit zijn liefde voor woorden, verhalen, taal en boeken. Langzaam komt zijn stem terug, en vindt hij vriendjes in zijn dorpje in de buurt van Barcelona. Als hij opgroeit gaat hij op zoek naar de geheimen binnen zijn familie, zijn ouders en zijn oom in de oorlog en illegaliteit

VERLOREN SEIZOEN
door de Amerikaan John Grisham.
Eerst dacht ik John Grisham:" nee". Maar het boek bevat geen spoor van geweld of sensatie, behoudens op het sportveld. Pure literatuur, ook hier weer vriendschap en niet te vergeten trouw. Ik ben  het dan ook eens met de flaptekst: 'Een ontroerende roman over vriendschap, hoop, doorzettingsvermogen, en de bijzondere band tussen mensen', in dit geval
sportmensen. Het decor van het verhaal zijn de leden van een  footballclub in een klein Amerikaans stadje Messina.  De hoofdpersoon Neely Creshaw keert na 15 jaar,  nadat hij dacht voorgoed te zijn vertrokken,  met ploeggenoten terug naar zijn geboortestadje, waar zijn vroegere coach op sterven ligt. Het is een beladen bezoek, want Neely en zijn vroegere coach zijn in het verleden niet altijd goede vrienden geweest.

HET KIND EN IK
door Hans van Mierlo.
Van Mierlo heeft dit boekje geschreven in een van zijn laatste levensjaren.
Het had een volledige autobiografie moeten worden, maar dat is er helaas niet meer van gekomen. Zo u weet overleed Van Mierlo in  maart 2010. Hij werd 78 jaar. Het in dit boekje gepubliceerde betreft zijn jeugdjaren in Breda en is ontroerend mooi geschreven.  

                          Drie boeken, drie aanraders!                        
                       

donderdag 10 november 2011

SPELEN MET TAAL 2.

GLORIUS & CO

 "Onder ons gezegd Co, ik voel me vandaag nogal ongelukkig"
"Dat is ernstig, Glorius, maar niet zo ernstig als een ernstig ongeluk."
"Een ongeluk zit in een klein hoekje,  niet waar?"
"Ik zie dat niet zo zitten."
"Wat, Co?"
"Dat ongeluk in dat kleine hoekje. Trouwens , wat is een klein hoekje?"
"Bij wijze van spreken , Co".
"Natuurlijk, maar m.i. is het nooit aangetoond."
"Er is een onderzoek naar ingesteld; ik meen door een universiteit."
"En met welk resultaat?"
"Vastgesteld is dat in ong. 80% van de kleine hoekjes een ongeluk zit."
"En hoe heeft men dat onderzocht?"
"Door middel van een representatieve steekproef."
"Maar is het begrip 'klein hoekje' goed gedefinieerd, denk je?"
"Dat is natuurlijk altijd de moeilijkheid bij dit soort onderzoeken."
"Natuurlijk, wat de één een klein hoekje vindt, is voor een ander al gauw een        
  flinke hoek."
"Ik denk inderdaad dat dit begrip niet goed uit de verf is gekomen."
"Dacht ik al, slordig studentenwerk natuurlijk. Nooit zelf een kwast in de handen      
 gehad. Nee pa belt de schilder wel."
"Maar daarom is het hele onderzoek nog niet waardeloos." vast staat dat in veel
  kleine hoekjes een ongeluk zit."
"En de grote hoeken, Glorius?"
"Daar is niets van bekend,"
"Zo gaat dat, de groten blijven buiten schot,"
"Er zijn vragen over gesteld in de kamer, Co."
"Maar die komen meestal uit de zelfde hoek."
"Dat is waar, maar gelukkig wordt het probleem onderkend."
"Voel je je al wat gelukkiger, Glorius?"
"Nee, in tegendeel."
"Wacht eens, er gaat mij een licht op."
"Dat geeft mij geen verlichting, Co.
"Denk eens na, Glorius. Heb je vroeger op school vaak in de hoek gestaan?"
"Ja, nogal vaak.
"En was het meestal een klein hoekje?"
"Ja, nu je het zegt..."
"Zie je wel, een jeugdtrauma!"

woensdag 9 november 2011

SPELEN MET TAAL 1.

 Glorius & Co

"Ik hoor taal noch teken van je, Co"
"Wel een teken, Glorius, zo met mijn hand."
"Dat is ongehoord."
"Maar wel gezien."
"Er loopt een zebra op het zebrapad."
"Dat is ongehoord."
"En niet gezien."
"Misschien is het wel een ingebeelde zebra, Glorius."
"Ik bedoel dat een zeker mate van fantasie jou parten speelt."
"Dat is een ongehoorde opmerking, Co.
  Ik ben absoluut tegen parten spelen."
"Al lang, als ik vragen mag?"
"Als kind al. Ik duldde niets dat mij parten speelde."
"Zo,  als kind al. Dat is kras."
"Kras is het woord niet, ik was een kind."
"Dat slaat werkelijk nergens op Glorius."
"Misschien op het kind, Co?"
"Liever niet op het kind, dat liever niet."
'"ik bedoel een kind is niet kras, kras is oud."
"Krast misschien? Ik vraag maar."
"Dat is sterk, maar taalkundig niet juist, Glorius."
'Sterk slaat niet op een kind."
"Soms toch wel, één van de gebroeders Sterk had losse handjes."
"Ik bedoel het natuurlijk in overdrachtelijke zin.
"Dat is dan ook minder pijnlijk, goed."
"Al te goed is buurmans gek."
"Je bedoelt waarschijnlijk: buurmans/-vrouws".
"Als je er op staat."
"Ja, ik sta er al een hele tijd op."
'Waarop?'
"Laat maar zitten, maar het zit me niet lekker."
"Bedoel je dat het je parten speelt?'
"Kom je daar op terug,  Glorius?'
"Ja,. ik wil dat je het terugneemt".
"Wat, hét?
'"Dat je terugneemt wat je zei over parten spelen."'
"Nee Glorius, daar bedank ik voor."
"Graag gedaan, Co.

Werkstuk gemaakt op de cursus Spelen met taal.
bij het Creatief Centrum Enschede.

maandag 7 november 2011

OP DE LEMMER, SLOT

 DE BUURVROUWEN
Ik denk aan Afke, oude Afke,
die bij elke zonnestraal
snatert als een eend.

Lústerje , lústerje no...
hoe is 't mogellijk.
Minske lústerje no...
't is dat jo it sizze.
En zo gaat Akke van haar naar haar,
van Hielkje naar Sjut en van Sjut
naar Meintsje en alle andere
buurvrouwen.
En het is waar wat Afke zegt,
omdat Afke het zegt,
omdat de zon schijnt.

DE LEMMER...TOEN!
Aken en botters in de haven.
De tram, de tramboat, de nachtboat.
Kwart voor twaalf,
de houtmole blaast.
twaalf uur, eten:
postro of bakte fisk.
Sneins om ien oere , sneinsiten
mei sop.

Fries
Minske  mens
Houtmole  kistenfabriek.
Postro              meelgerecht met stroop.
Sneinsiten  zondagseten.
Sop  soep.


zaterdag 5 november 2011

OP DE LEMMER, VERVOLG

ZOMER
En dan zo ineens was het zomer. Kniekousen en korte broek.
Niemand kreeg zwemles, maar we zwommen als waterratten.
In zee. De kleintjes bij het Sciepedykje: mem of oâte
in het gras, breiwerk mee.
En later bij de zwemplank of in de haven...gevaarlijk.
En dan, aaisykje mei heit, maar toen was het nog voorjaar.
Kievit. Grutto, de wulp, weidevogels,
in De Aap, Het Hop, De Warren...
'n Broedsje. Eieren in de pet. Een eendennest, verscholen, beschut.
Heit verkocht de kievitseieren aan de vrachtrijder voor de restaurants.
Ik kreeg altijd een of twee  centen mee, want ik had ook mijn best gedaan.
Bij vrouw Douma kon je voor een cent de hele wereld kopen, en nog meer.

Fries
Sciepedykje  schapedijkje
aaisykje eieren zoeken
broedsje vier eieren in een nest.