Ik was in vormen en in kleuren
minder goed dan in woorden en zinnen.
Als kind schoten mij rijmpjes te binnen
die ik zegde voor verbaasde oren.
Toen schreef ik puberale sonnetten
over natuur, de herfst en haar kleuren,
het voorjaar en
de geuren.
Verzen als weelderige boeketten.
Een tussentijd van lauwe rust;
gedichten bleven in het woorddepot.
Dingen doen en zaken. Poëzie was stro.
Kinderen werden zonder rijm in slaap gesust.
Bij het rooien van de jaren
moet mijn pen het weer ontgelden.
Er is godvergeten veel te melden
over jou en mij, woorden om te bewaren.
Zo schrijf ik nu bezeten
dingen die we allebei al weten.
Ik ben benieuwd van wanneer dicht gedicht is, heb het volgens mij nooit gehoord of gezien. Mooi hoor!
BeantwoordenVerwijderen