Heimwee
Hij liep de Oudemanhuispoort door naar de Kloveniersburgwal.
Karel liep gelijk met hem mee. "Heb je je huiswerk al af?" God wat moest je anders tegen een jongen van 13,
14 jaar zeggen. Hij kwam niet graag bekenden tegen op straat, alleen al om de
geforceerde conversatie die dan volgde.
"Nee nog niet meneer. ik ga eerst zwemmen. Doe ik
altijd woensdagsmiddags."
"Heilige weg?" "Nee Zuiderbad, hier staat m 'n
fiets, dag meneer."
De jongen sprong lenig op het zadel en reed hard langs de
gracht.
"Verdomme zou je niet eens ophouden met zuipen?" Er zaten nog
vier mensen in de kroeg.
Nachtbrakers. Vroeger dronk hij niet. Blokken voor z 'n
aktes, L.O. zus en zo. Oudhollands papier waarin het watermerk van zijn jeugd
was gedrukt. Hij was nu 28 jaar. Kamerbewoner.
En wat voor kamer? Een kamer die zich met geen middelen tot
een gezellige roef liet transformeren. Aardige dingen had hij gekocht op het
Waterlooplein. En veel boeken. De kamer bleef dood en ook de dingen. Misschien
was het zijn eigen machteloosheid om iets te bezielen. 's Avonds zat hij in
Chez Maurice waar hij de bruine sfeer vertrouwelijk vond.
Hij sprak nooit met de vaste gasten.
"Ja Maurice, de laatste"
Hij dacht terug aan Karel, een goeie leerling. Geen
uitblinker.
"De zonen van Jacob waren gangsters" had hij eens
gezegd. "Erger nog dan gangsters als je met z'n tienen je broertje kilt, erger nog." Mark was verbaasd
geweest over Karels reactie tijdens een klassengesprek over de staat Israël.
De klok van de zuiderkerk sloeg twee uur. De grauwheid van
Amsterdam, motregen en nacht
nam bezit van hem toen hij naar zijn kamer liep.
Kamerbewoner. Een sfeerloze kamer waar hij niets te zoeken
had. Slapen, alleen slapen, meer niet. Dit weekend ging hij naar zijn dorp,
naar zijn vrienden, zijn ouders en broertje en zusjes.
Hij zou in Twente proberen een school te vinden waar hij aan
de slag kon.
Toen hij naar
Amsterdam ging lokte het avontuur, maar dat was bar tegengevallen.
In Amsterdam
wou hij niet blijven, nee, nee, nee.