Een van onze naaste buren in Lemmer was een weduwe die een
zogenaamd weduwen winkeltje dreef. Zij had één zoon, Tiemen, die boodschappen
naar haar klanten bracht.
Tiemen en ik waren in onze schooljaren vaak bij elkaar,
schoolvrienden, ik hielp hem soms met de boodschappen. Zo rond 1960 had je de
z.g. Nieuw-Guineacrisis.
Nieuw-Guinea hoorde nog bij Nederland, maar Soekarno
(Indonesie) maakte aanspraken
en stuurde troepen. De toenmalige Nederlandse regering had nog
negentiende-eeuwse ideeën en
besloot ook troepen te zenden naar Papoealand. Veel landen en ook de
internationale gemeenschap adviseerden Nederland om af te zien van dit zinloze
oorlogsavontuur. Maar de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken zette door,
“Nieuw-Guinea is en blijft van ons.”
Deze minister, Joseph Luns, was een roomse conservatief die van
carnaval hield. Als hij gekleed moest gaan in smoking of rokkostuum werd hij in
de kamer Prins Carnaval genoemd. Om kort te gaan, mijn vriend Tiemen kreeg een
oproep en ging met het leger mee naar Nieuw-Guinea. Het leger ging daar een
zinloze strijd aan, er sneuvelden meen ik 20 Nederlandse militairen. Snel
daarna trok Nederland zich terug en werd Nieuw-Guinea overgedragen aan
Indonesië. Toen kwam het bericht dat mijn vroegere schoolvriend ook gesneuveld
was. Ik schreef toen, in de zestiger jaren, verdrietig en woedend dit gedicht.
TIEMEN
In Nieuw-Guinea
sneuvelde mijn vriend
in Nieuw-Guinea
sneuvelde hij
door politiek onbenul
in Nieuw-Guinea
heeft een nar mijn
vriend vermoord
in Nieuw- Guinea
stierf hij voor
niets.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten