Zoals ik al eens eerder schreef, ik had een tante die mij in
mijn kindertijd altijd een boek cadeau gaf. Jongens boeken. Diezelfde tante
liet mij bij haar thuis poëzie lezen,
zij was de enige in onze familie die een boekenkast(je) had en in dat kastje stond voornamelijk Friese literatuur. Ik herinner me dat ik al
jong Rispinge van Pieter Jelle Troelstra las, in het Fries uiteraard. Eigenlijk
ben ik altijd poëzie blijven lezen en verzamelde zelf ook bundels. Nu staan er
meer dan vijftig bundels in mijn boekenkast. Ik heb een voorkeur voor de
dichters Gerrit Achterberg, Kopland en Slauerhof, en nog heel wat anderen o.a.
Hans Andreus en Gerrit Kouwenaar om maar enkelen te noemen.
Zelf schreef ik ook wel gedichten, maar dat is eigenlijk in
Amsterdam en later in Enschede goed op gang gekomen, vooral natuurlijk door het
Musisch café in Enschede. Maar het is altijd een hobby gebleven, zonder
winstbejag.
Nu ik zo nu en
dan wat gedichtjes op mijn weblog plaats, even het volgende:
Het gaat mij het schrijven van poëzie minder om de inhoud
en meer om het taalspel.
Als me gevraagd werd, wat bedoel je nu precies met dit
gedicht, dan kon in vaak geen bevredigend antwoord geven. Zie ook het gedicht
dat ik eerder plaatste, Venetië, en ook het onderstaande gedicht
"Voettocht" dat ook in een bundel van het Musisch café is opgenomen.
Voettocht
Ik liep vannacht naar noord en zuid
met voeten die van kou vertrokken.
Van achter het luiden van de klokken
speelt de bosgod op zijn fluit.
Ik liep vannacht naar noord en zuid,
langs bevroren spiegelglas,
ik hoorde stil stylieten lokken
en zei: Het lied is nog niet uit.
Het naaldloos kompas,
door beide polen aangetrokken
stond een windroos ver vooruit.
Ik liep op schapenwollen sokken,
mijn voettocht haalde niet veel uit.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten