Als verstokte lezer denk ik
nog vaak aan de zogenaamde grote drie, namelijk:
W.F. Hermans, Gerard Reve en Harry
Mulisch.
Hermans -1921-1995, Reve-1923-2006, Mulisch 1927-2010. Drie schrijvers, gewaardeerd en gehoond, die
in de 20e eeuw, mijn eeuw, in de literatuur een belangrijke rol speelden, tot
aan het begin van de 21e eeuw toen zij betrekkelijk kort na elkaar alle drie overleden. Wat had
ik dan met deze grote drie? Wel in de eerste plaats met de boeken die ze
schreven, vaak toppers in de Nederlandse literatuur. Van de tientallen boeken,
ik beperk me tot de romans, noem ik van elke schrijver een enkel boek dat ik twee of meer malen heb
gelezen, en nog wel eens uit de kast
trek.
Van Hermans is dit
"Nooit meer slapen", Van Reve natuurlijk "De avonden" en
van Mulisch, hoe kan het anders, "De ontdekking van de hemel". Daarnaast
las ik van elke genoemde schrijver op z'n minst een tiental boeken. In een tijdsbestek van zeg maar driekwart eeuw is dit echter niet zo
bijzonder.
Hoe kwam ik op het bovenstaande?
Wel ik las dezer dagen weer een bekend boek van de gelukkig nog levende
Nederlandse schrijver A.F.Th. van der Heijden, en wel "Onder het plaveisel
het moeras",
een heel mooi boek uit de
serie: "De tandeloze tijd."
Van der Heijden, thans een 60er, zijn bibliografie telt 30 nummers, kun je een
veelschrijver noemen, maar wel een hele goeie, denk ook aan zijn ontroerende
boek "Antonio" over zijn in het Amsterdamse verkeer verongelukte
zoon. Ik ben zeker niet bevoegd om een hedendaagse grote drie te noemen, maar wel
dat A.F.Th. van der Heijden daar zeker deel
van uit zou maken.
Ik vind de vergelijking Reve van der Heijden een lastige. Juist de Avonden, een boekje van geringe omvang vertelt een prachtig afgerond verhaal. Waar Reve 200 bladzijden nodig had om zijn talent te exposeren heeft van der Heijden er 700 nodig. Of dat ook een wezenlijk verschil is?
BeantwoordenVerwijderen