Ik vraag me wel eens af: waarom lees ik toch steeds weer dat
rare boek 'Bij nader inzien' van
J.J.Voskuil. Toen ik dit weekend op bladzijde 347 belande
wist ik het, ik wordt er vrolijk van, zeg maar blij. Natuurlijk is, was Voskuil en groot schrijver,
maar grote schrijvers zijn er zeer
veel, maar Voskuil heeft, had dat bijzonder aparte wat je niet zo goed kunt
omschrijven dat je blij kan maken. Bladzijde 347, lees maar:
'Hier!' zei Maarten. Hij was op de divan gaan zitten en had het boek geopend op de plaats waar een stuk papier lag. Hij boog zich over de bladzij en had moeite met zijn lachen toen hij wat schreeuwerig begon voor te lezen.'Hij. Ik wil eens een boek gaan maken. Ik. Gij een boek maken! - Begrijp ik U wel. Hij. Gij begrijpt mij ten vollen broeder! Ik rade U, dat gij mij in dezen volgt. Hoe? Zouden wij dan alleen uitgesloten zijn van het grote voorrecht boeken te mogen maken? Zijn wij, gemerkt onze hoge jaren, nog niet sterk genoeg, om voor een zittend leven niet bang te zijn ? Zijn wij ook niet danig met onzen tijd verlegen, en hebben wij geen stevige vuisten? Of zouden wij ook geen absentie van geest kunnen voorwenden?Maarten was steeds sneller gaan lezen en moest zelf zo lachen dat het hem moeite kostte zich verstaanbaar te maken, terwijl zijn vriend Paul met een scheef lachje luisterde.'Hebben wij geen pennen, geen inkt? geen papier? Dit alles kunnen wij ongetwijfeld zo goed als iemand. Ik. 'maar waarover zullen wij een boek maken broeder?' Hij. O, dat weet ik zelf niet, doch ik zie niet wat of dat er toe doet.'Maarten sloeg het boek dicht en begon met een rood hoofd naar zijn pijp te zoeken. Met zijn pijp in de hand keek hij verlegen lachend naar Paul. 'Betje Wolf' zei hij, alsof hij zich daarmee wilde verontschuldigen.
PS Lees ook eens "De buurman," Lachen....!
Blij dat je het uit hebt? :)
BeantwoordenVerwijderen